maandag 30 mei 2011

Didactiek voor de volgende generatie

‘Van de peuters en kleuters in Nederland is 78 procent al online. Ze brengen gemiddeld 22 minuten per dag door op computer, laptop of iPad.’ Dit meldt het ANP in eind maart van dit jaar. ‘Gemiddeld is een kind 3,9 jaar oud, als hij of zij voor het eerst online gaat. ‘ Dit gemiddelde kind stroomt over veertien jaar onze hogeschool in via basis- en voorgezet onderwijs waarin steeds meer digitale didactiek wordt ingezet. Zijn we klaar voor deze digitaal-vaardige, informatie-slimme en multi-mediale studenten?

Daarnaast waarschuwt Nicholas Carr in zijn boek The Shallows voor wat het internet met hersenen doet. De snel beschikbare en gevarieerde informatie met doorklikbare elementen zorgt ervoor dat hersenen steeds bezig zijn met het nemen van beslissingen over wat belangrijk is. Dit leidt tot toekomstige studenten die niet meer in staat zullen zijn om informatie om te zetten in kennis, om 50 minuten in een lokaal te zitten en aandacht te geven aan één bron van geluid of zich tot één medium te beperken. Zijn we klaar voor deze digitaal-verslaafde, kennis-domme en ongefocuste studenten?

Tot wat voor studenten leidt dit over veertien jaar? We zijn nu al bezig het curriculum voor over vijf jaar vast te stellen, dus zo een voorbarige vraag is het niet. Kunnen we deze studenten een leeromgeving bieden die uitdagend, interactief en sociaal is? Die biedt wat een student nodig heeft, een student die in een wereld leeft die vele malen groter is dan de fysieke directe realiteit. Kunnen we deze studenten ook een leeromgeving bieden die de rust en concentratie biedt die leidt tot inzicht en begrip? Tot verdieping in plaats van steeds verdere verbreding?

Of moeten we dit soort vragen in een nog bredere context stellen? Komen de bovenstaande vragen nog te veel voort uit een ‘old school’ denken waarin leren een concentratieproces is dat te maken heeft met lezen, inzien, toepassen? Overdragen van kennis? Zijn ‘new school’ vragen niet in welk bedrijf de student zijn praktijkleren toe mag passen en via welk mediakanaal de student mag kiezen welke onderwerpen hem/haar aanspreken? Weg met alle opleidingsprofielen. Lang leve het breed hbo’er worden via een eigen ondernemend zoekproces. (Zal Zijlstra blij zijn met één hbo-diploma die individueel ingevuld wordt en alleen getoetst met een eindassesment?)

De antwoorden heb ik niet. Wel de urgentie, want ik kan ook vragen of we er nu al klaar voor zijn. Nu al zitten studenten tijdens mijn college hun Facebook account bij te werken, mijn vragen op te zoeken op het internet en op hun blog mijn lesinhoud te becommentariëren. Boeken lezen schiet er vaak bij in, eigen creativiteit lijdt onder het creatief combineren van andermans tekst en ik zie ze soms zoeken naar de fast forward knop voor mijn college. Dit vraagt mijn inziens om een open dialoog tussen opleiders, visionairs, digitaal onderlegden en de werkvelden. Waarbij we niet moeten vergeten ook met de kleuters te spreken, via hun smartphones of multimedia tablets. Misschien zijn zij wel vaker online dan de gemiddelde docent.

woensdag 5 januari 2011

Michael E. Porter en verantwoord ondernemen

Misschien vergis ik mij, maar in deze video van Harvard Business Review denk ik toch echt te horen dat Michael E. Porter een duurzaam, verantwoord en verbonden ondernemen promoot. Hij lijkt zich er als econoom en business guru zelf een beetje over te verbazen.
Zijn betoog gaat erover dat winst niet het enig sturend mechanisme hoort te zijn. Organisatie en samenleving zijn verbonden en wat goed is voor de samenleving zou best wel eens goed kunnen zijn voor de organisatie. Andersom is dit wel geaccepteerd, maar hoe zit het met deze zinsvolgorde? De enige dienst hieraan lijkt het organisatie-gestuurd vrijwilligerswerk te zijn. Maar laten we die behoefte aan vrijwilligers eens vóór zijn en bij organisatieontwikkeling denken aan de impact op de omgeving (lonen, ziektezorg, woningbouw, locale leveranciers, etc).
Dit hoeft niet ten koste te gaan van de organisatie. Porter benoemt dat je vroeger als organisatie GOED was wanneer je groen was. Vervolgens kwam men er achter dat veel groens ook kostenbeperkend was. Winst! Een ander voorbeeld is dat er nog zoveel echte menselijke behoeftes zijn, dat je daar ook geld mee kan verdienen in plaats van met het pushen van bevrediging van onechte behoeftes (elektrische zoutmolen met licht).

Wat hij in essentie zei, was dat we te verkokerd hebben gekeken. We moeten de verbinding met de samenleving en omgeving weer zien. En toen vroeg ik mij af: heb ik dit niet eerder gehoord? Is dit niet het oude model van produceren en samenleven? Zijn we niet weer terug bij af?
Terwijl ik de afgelopen week enigszins heb lopen somberen over 'mooie Rijnlandse ideeën, maar worden die ooit geïmplementeerd in een praktijk die ertoe doet?', kreeg ik nu weer wat hoop. Misschien was het somberen het dal voor de berg. Wanneer mensen als Porter dit soort uitspraken gaan doen, kan het zijn dat er een omslag in de lucht hangt.
Mijn hypothese is nu dat er een kleine eeuw een groep jonge verkokerde jongeren aan de macht is geweest. MBA opgeleiden, vooruitgangsideaal, doorgeschoten verlichting, streven naar zelfregulatie, eigen verantwoordelijkheid, niet lullen maar poetsen. De oorlogen, crises, uitverkopen, grondstoffenstrijden waren nodig om op te groeien. Voor de economen en voor de samenleving die ze een centrale plek gaf. Die volwassenwording is van belang om tot inzicht te komen dat het een interessant gedachtenexperiment was, maar dat we nu weer terug moeten naar de realiteit: we zijn een samenleving van 6 miljard mensen op een klein bolletje. Nu die jongeren ouder worden, zoals Porter, komen ze vanzelf in de volwassenheid van systeemdenken, verbindingen zien, empathie, compassie, multi-perspectivisch denken. Wanneer wij als wereld weer waarde schenken aan ervaring, ouderdom (en wanneer de ouderen waardevol, want wijs zijn), komen wij samen weer op de goede weg naar samen leven.

Misschien valt alles nog mee.

dinsdag 21 december 2010

Sociale media, overpeinzing 1

Waarom noem ik dit Overpeinzing 1? Omdat ik op dit moment erg geïnteresseerd ben in social media en ik verwacht dat ik er nog wel wat meer te overpeinzen over krijg. Mijn eigen social media avontuur heeft mij er echter van overtuigd dat mijn geheugen beperkt is. Voordat bijgaande tweet in de kelders van Flipboard (gratis reclame) verdwijnt, maak ik er maar een blogbericht van. Misschien is dit niet helemaal didactiek, of helemaal niet. Het is wel mensbegeleiding.

Wat trok mijn aandacht? Het was deze tweet Aandacht vr klant! RT @mirjamkibbeling Gaaf RT @PeterNdeVries: It's original, fun &very attaching http://youtu.be/pqHWAE8GDEk | @GrasFabriek van Jorrit Stevens. Bekijk vooral het filmpje even. Het gaat erom dat KLM-personeel met kleine kadootjes aandacht schenkt aan passagiers die via Twitter of Four squares laten weten dat ze met KLM vliegen. Dit zijn je geliefde early adopters, met mogelijk plakfactor.
Waarom? Zodat zij blij worden. Zodat de passagiers om hen heen het zien en blij of jaloers worden.
Waarom? Zodat iedereen zijn blijdschap gaat twitteren.
Waarom? Zodat wij, bij mensen bij wie het ertoe doet, vaker KLM hebben gezegd/getoond dan ze zelf hadden kunnen betalen.
Waarom? Omdat psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat bekendheid geliefd maakt.
Waarom? Omdat we kuddedieren zijn en geen roofdieren.
Waarom? Sorry, te filosofisch. Terug naar een eerdere afslag.

Waarom laat KLM daar nu een filmpje van maken? Om de mensen te bereiken die ook op Twitter zitten of Youtube, maar geen directe vrienden zijn met de eerdere passagiers.
Waarom komt dat nu bij mij uit? Omdat er blijkbaar een of andere wedstrijd is om de meest populaire tweet te kiezen, waardoor kanshebbers (kansgemaakten?) herhaaldelijk worden geretweet.

Als het nu allemaal waar is, wat vind ik er dan van? Misschien is het wel aardig dat, als ik toch al al mijn privacy opgeef door precies te vertellen wanneer ik waarheen vlieg, ik er nog een kado aan overhoudt. Maar ik ben de persoon die haar adreslabels IN haar tas doet of vercrypt, om te voorkomen dat mijn huis leeggehaald is bij terugkomst. Ik ben niet eens bereid om op internet te vertellen dat ik op vakantie ga, totdat ik teruggekomen ben. Voor mij moet je inbreken bij Booking.com en Bahn.de om mijn boekingen te zien. Dus ik offer mijn kadootjes graag op voor wat anonimiteit.

En andere mooie vragen zijn:
Wie betaalt de kadootjes, of is het toeval dat alle details van het sportieve kado en het insmeerspul zo expliciet worden benoemd?
Wie betaalt mij voor alle namen in dit blog?
Kun je dat wel weten, als ik zeg dat ik er niet voor betaald word?
Zijn het passagiers of acteurs? Kijk op twitter en facebook. Kun je het dan wel weten?

zaterdag 27 november 2010

Creativiteit en docentschap

De HvA heeft Jeff Gaspersz uitgenodigd om een lezing te geven over Creativiteit en Innovatie. Twee toverwoorden binnen het instellingsplan. Ik ga er vanuit dat dat nog wel even zo blijft. Welke staat van de wereld zou immers rechtvaardigen dat we niet meer creatief en innovatief hoeven te zijn?
Volgens Gaspersz is het belangrijk om als docent te innoveren in het HBO, omdat je jonge mensen brengt naar het bedrijfsleven, waar steeds nieuwe competenties worden gevraagd. Daarnaast is het leuk, geeft het energie en inspiratie. Als inspirator van de www.inspiratiekringdidactiek.nl, geef mij dat meteen een warm gevoel. De opmerking dat het meer gaat om het behouden van je oorspronkelijke open geest, dan het leren van creativiteit, vind ik dan weer droef. Gelukkig biedt Gaspersz nog wel enige hoop dat je als docent bij kan dragen door het verder te ontwikkelen. Zorg dat het rechterbrein actief is en dat je er naar luistert. Dan ben je voorbereid op het grijpen van het creatieve of vernieuwende. Zoals Louis Pasteur mogelijk gezegd heeft: Chance favours the prepared mind. (Overigens wordt ook beweerd dat hij Fortune favours the prepared mind gezegd heeft. Beide quotes zijn ongetwijfeld niet van hem, want niet in het Frans. Dus dan mag ik de mijne er ook nog wel naast zetten: Change favours the prepared mind.)

Wat me aansprak in de lezing van Gaspersz was dat denken in verbindingen leidt tot innovatie. Verbind kennis, beleving, ideeën, enz. uit verschillende systemen. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de ingenieuze en kunstzinnige beelden van Theo Janssen. Beelden die verrassen doordat ze herkenbaar zijn én vreemd. Het mooie van verbinding of systeemtheorie vind ik ook altijd het optimistische: omdat alles verbonden is, heeft jouw ingezette verandering ook invloed. Gandhi leefde de aan hem toegeschreven uitspraak: Be the change you wish to see in the world. En dat introduceert dan ook het zien. Want ons vermogen om te zien wat er is en wat er kan zijn, biedt die noodzakelijke ontvankelijkheid voor het creatief innovatieve. Ons perspectief  bepaalt of de oplossing gewoon of speciaal is. Er kunnen meerdere oplossingen zijn. Is de simpelste de mooiste, of de meest complexe? Is schoonheid van het antwoord een criterium? Gaspersz stelt voor dat we ons een kansgerichte vraag stellen, zoals Is dit de essentie? Vind ik dit spannend? Als het antwoord 'nee' is, is het misschien tijd om op zoek te gaan naar een ander perspectief. Wat kan hier toegevoegd of weggehaald om het weer te doen sprankelen? Kan ik mijn kind ophalen samen met de stomerij, boodschappen en internetaankopen? One-stop-daycare. Geen probleem zo saai of er is wel een innovatieve oplossing voor.


Een andere benadering van creativiteit is dat wij juist met ons onbewuste aan creatieve probleemoplossing kunnen doen. Dit kan tijdens je dromen (zie b.v. Psychology today) of routinematig handelen. Volgens Ap Dijksterhuis werkt dit vooral goed bij complexe vraagstukken, wanneer het lijstjes opstellen niet meer werkt.
Gasperz stelt voor om de dag te eindigen met het opschrijven van het antwoord op twee vragen: Wat heb ik vandaag geleerd? Wat ga ik morgen anders doen?
Misschien is het handig om met die vragen juist te gaan slapen...

vrijdag 26 november 2010

Macht en persoonsbegeleiding

Macht bij het begeleiden van personen (coaching, supervisie e.d.), wordt zelden besproken. Dit terwijl macht van invloed is op de relatie tussen begeleider en begeleide, de onderwerpen die bespoken worden, de manier van bespreken en ook op de uiteindelijke outcome van de begeleiding. Dat maakt macht als onderwerp voor persoonsbegeleiding essentieel. Wanneer het zulke impact heeft op de begeleiding zelf, heeft het deze waarschijnlijk ook op de persoon om de gesprekken heen. Met andere woorden: hoe met macht om wordt omgegaan in het begeleidingsgesprek kan exemplarisch zijn voor hoe met macht wordt omgegaan buiten het gesprek.

Macht is niet iets dat 'aan' of 'uit' is, maar gaat over balans in de beïnvloeding. 'Bij een treffen tusen twee partijen beschikken beide partijen over macht, al kunnen omvang en oorsprong van die macht sterk verschillen' (Jagt, 2006) Macht kan formeel, op basis van autoriteit zijn, op basis van deskundigheid, gesanctioneerd, maar ook op basis van emotie, passief agressief, passiviteit, onttrekking aan de relatie.

In een begeleidingsgesprek is het niet duidelijk wie formeel de macht heeft. De begeleider, die structuur en vorm (vooral) bepaalt? Begeleide, die de thema's bepaalt of die betaalt? Werkgever of opleider wanneer die de coaching of supervisie bepaalt of betaalt? Of is het de begeleide, die wel naar water geleid kan worden, maar niet gedwongen om ervan te drinken?

Welke machtsbalans zou nu faciliterend zijn voor een effectieve persoonsbegeleiding? (Een balans hangt immers niet altijd in het midden.) Teveel sturing en bepaling van de begeleider leidt de ander naar waar deze niet wil zijn of negeert allerlei mogelijkheden tot leren langs de weg. Met te weinig machtsuitoefening (op basis van deskundigheid bijvoorbeeld), kan het echter zijn dat de begeleider de ander blijft volgen in de kringetjes die al eindeloos gelopen zijn. Een uitkomst uit deze problematiek wordt vaak gevonden in het concept 'volgend leiden'. Je stuurt de ander bij in de richting waar die persoon al heen wou. Soort ballroomdansen. Wanneer je dit combineert met de metafoor van het paard en water, wordt duidelik dat dit niet per se een makkelijke oplossing is.

Wat Jagt e.a. voorstellen, is om macht expliciet te maken. Door te bespreken waar er daadwerkelijk sprake is van macht (b.v. de supervisor geeft een cijfer voor het vak, de coach werkt in opdracht van de werkgever)kan dit op tafel liggen en wel of niet, met voorwaarden, aanvaard worden. Dit opent ook het gesprek over de andere machtsrelatie in het begeleidingsgesprek. Bijvoorbeeld het doorbreken van een supervisor als absolute deskundige, het aanspreken van de coachee die geen enkele verantwoordelijkheid voor het eigen proces neemt, het sturen van de coach, het zich laten sturen door de supervisant.

Door macht in het begeleidingsgesprek onderwerp van dit gesprek te maken, ontstaat er balans en kan gekeken worden naar paralelle processen buiten het gesprek.

Bovenstaande is geschreven op basis van hoofdstuk 7: Machtsbalans in supervisie uit het boek 'Supervisie: praktisch gezien, kritisch bekeken' van Nel Jagt, Toos Rombout en Noëlle Leufkens. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2006